83 hotdogs in 10 minuten en 444 kippenvleugels in een half uur.
Ik heb geen flauw idee waar ze die bergen voedsel laten… Zeker als je ziet hoe mager sommigen zijn.
Maar hoe is het in vredesnaam mogelijk? En wat voor ravage richt deze waanzin aan van binnen?
KORT ANTWOORD
Competitieve eters hebben geen genetisch voordeel, maar door intensieve training vergroten ze de elasticiteit van hun maag, waardoor die zich twee tot drie keer verder kan uitrekken dan die van een gemiddeld persoon.
Dit doen ze door liters water in korte tijd te drinken of bijvoorbeeld door kilo’s watermeloen in een paar minuten weg te werken (wereldrecord: 2.310 gram watermeloen in drie minuten).
Daarnaast hebben ze een paar bizarre trucjes geleerd. Ze kunnen hun braakreflexen onderdrukken, hun slokdarm ontspannen zodat die uitzet en voedsel makkelijker omlaag glijdt, en slikken zonder pauze. Ze trainen zelfs hun kaken om voedsel makkelijker uit elkaar te scheuren.
Het stelt ze in staat om een berg kippenvleugels weg te werken waar een gezin een maand mee zou kunnen leven. Geen wonder dat sommigen op de spoedeisende hulp belanden of, nog tragischer, in het mortuarium.
Zijn er dan mensen overleden? Jazeker, namelijk door verstikking of gescheurde bloedvaten in de maag. En de gevaren houden daar niet op.
Zo waarschuwde een studie dat competitieve eters risico lopen op morbide obesitas, verlamming van de maag, chronische misselijkheid en, in sommige gevallen, kan een ingreep zoals het gedeeltelijk verwijderen van de maag noodzakelijk zijn.
En ja, braken hoort erbij. Zodra de camera’s uitgaan, kan alles eruit komen. Anderen eten na hun eetwedstrijd bijvoorbeeld een maand lang elke dag minder om een gezond gewicht te behouden.
Deze bizarre (sport) laat zien waartoe het lichaam in staat kan zijn. Door deze fascinatie keek ik daarom een tijdje naar hen, hoezeer ik er ook op tegen ben.
We leven in gekke tijden, waarin je letterlijk je brood kunt verdienen door het meeste te vreten. Ze winnen de wedstrijd, maar verliezen tegelijkertijd hun gezondheid.

Wie heeft de Beste Eetrecords?
Competitief eten is een fenomeen dat de grenzen van het menselijk lichaam opzoekt.
Van hotdogs tot kippenvleugels, de hoeveelheden voedsel die in korte tijd worden geconsumeerd zijn zowel indrukwekkend als zorgwekkend.
Ik zal nu de meest opmerkelijke wereldrecords in competitief eten bespreken, waarbij de focus ligt op de prestaties van bekende eters zoals Joey Chestnut en James Webb.
Hotdogs. Joey Chestnut heeft het wereldrecord voor het eten van hotdogs in tien minuten op zijn naam staan. Tijdens een live gestreamd evenement op Netflix in 2024 consumeerde hij 83 hotdogs, waarmee hij zijn eigen vorige record van 76 verbrak. Zijn prestatie werd beloond met een prijs van $100.000 en een op maat gemaakte WWE-kampioensriem.
276 Kippenvleugels. In 2023 vestigde de Australische eter James Webb een nieuw wereldrecord door 276 Buffalo wings te eten in slechts 12 minuten tijdens het National Buffalo Wing Festival in New York. Hij versloeg daarmee de Amerikaanse legende Joey Chestnut, die 240 vleugels consumeerde.
Weetje
Wist je dat Don Lerman 800 gram boter at in 5 minuten, Ken Edwards 36 levende kakkerlakken in 1 minuut verorberde, en Takeru Kobayashi maar liefst 57 koeienhersenen opat in 15 minuten?
444 Kippenvleugels. In de beroemde eetwedstrijd, de 2015 Wing Bowl, verslond de Amerikaan Patrick Bertoletti maar liefst 444 kippenvleugels in slechts 26 minuten. Een prestatie die de grenzen van het mogelijke weer eens verlegde. De snelheid en vastberadenheid waarmee hij die vleugels naar binnen werkte, doen bijna ongelooflijk aan. 444 vleugels in 26 minuten. Een berg voedsel die voor de meeste mensen in een week niet eens te verteren is.
Hamburgers. Tijdens de Krystal Square Off in 2007 consumeerde Chestnut 103 mini-hamburgers in slechts 8 minuten, waarmee hij zijn dominantie in de hamburgercategorie bevestigde.
Donuts. James Webb vestigde in 2024 een record door 70 geglazuurde donuts van elk 85 gram te eten in 8 minuten, een zoete prestatie die zijn plaats in de geschiedenis van competitief eten verzekerde.
Sushi. Hoewel specifieke cijfers variëren, zijn er meldingen van competitieve eters die tientallen sushirollen binnen enkele minuten consumeren, wat de veelzijdigheid en het aanpassingsvermogen van deze atleten benadrukt.
Pizza. Takeru Kobayashi vestigde in 2014 een record door 62 pizzapunten te eten in 12 minuten tijdens het “LET ‘EM EAT” evenement in Canada, een prestatie die zijn reputatie als een van de grootste eters aller tijden versterkte.
De records die worden gevestigd, getuigen van een ongekende toewijding en fysieke capaciteit.
Tegelijkertijd roepen ze vragen op over de grenzen van het menselijk lichaam en de impact van dergelijke prestaties op de gezondheid.
Terwijl sommige deelnemers roem en prijzen oogsten, betalen anderen mogelijk een hoge prijs voor hun deelname aan deze extreme sport.
Wat is de competitieve eetmethode?
Als je denkt dat competitieve eters gewoon hun bord leegeten en hopen op het beste, dan onderschat je deze bizarre wereld zwaar. Dit is… topsport, maar dan met ketchupvlekken.
De competitieve eetmethode is een zorgvuldig ontwikkelde techniek waarmee je je lichaam traint om meer, sneller en efficiënter te eten dan je ooit voor mogelijk hield.
Het klinkt alsof je een overlevingscursus volgt voor een dystopische voedselmarathon. En dat is het misschien ook een beetje.
1. Rekken, slikken, scheiden
Het begint allemaal bij de maag. Die moet meewerken. Een normale maag houdt zich netjes aan z’n litertje inhoud. Een competitieve eter wil drie liter. Of vijf.
Sommige trainen door in recordtijd liters water te drinken, tot ze erbij neervallen van de buikpijn. Anderen eten kilo’s kool of watermeloen. Goedkoop, zwaar, veilig (nou ja, relatief).
En dan komt de techniek: ‘Solids vs. Liquids’. Sommige voedingsmiddelen: denk aan hotdogs, worden eerst uit elkaar gehaald. Worst in de ene hand, broodje in de andere.
Het broodje wordt vaak in water gedoopt. Niet omdat dat lekker is, maar omdat het dan sneller door te slikken is.
Ja, dat is echt een techniek: het broodje verzuipen. Ziet er niet uit, maar het werkt.
2. De slokdarm als glijbaan
Competitieve eters leren hun slokdarm te ontspannen, zodat voedsel sneller zakt. Ze onderdrukken hun braakreflex.
Ze leren ademhalen door hun neus terwijl ze blijven doorslikken. Sommigen trainen zelfs hun kaakspieren om sneller te kunnen kauwen, alsof je je kaken voorbereidt op een bokswedstrijd tegen een berg taco’s.
Elke hap is berekend. Niet proeven. Niet genieten. Gewoon: zo snel mogelijk erin.
Het is eigenlijk het tegenovergestelde van mindful eten. Dit is mechanisch vreten, maar met militaire precisie.
3. Mentale oorlogsvoering
En dan is er nog het mentale deel. Want je maag doet na een paar minuten alsof hij op springen staat.
Je lichaam schreeuwt: stop. Je hoofd zegt: doorgaan. Pijn negeren, misselijkheid onderdrukken, publiek negeren.
Focus op die ene kippenvleugel. Daarna die volgende. Je kunt pas stoppen als het fluitsignaal klinkt, of als je letterlijk niet meer kunt.
Sommigen visualiseren hun hele wedstrijd van tevoren. Anderen tellen hun happen, splitsen de tijd op in blokken: “De eerste drie minuten ga ik all-in, daarna stabiliseren.”
Ja, het klinkt als een Formule 1-strategie. Maar dan met donuts.
4. En dan… komt het moment ná de wedstrijd
Zodra de camera’s uitgaan, begint een ander ritueel. Sommigen braken alles weer uit: discreet, professioneel. Anderen vasten een dag of twee.
Hun lichaam moet herstellen. Van wat eigenlijk? Van een zelfopgelegde voedselstorm. Alsof je lichaam net een natuurramp heeft doorgemaakt, maar dan vanuit je eigen mond.
Tot slot
De competitieve eetmethode is geen los bord spaghetti naar binnen schuiven. Het is een combinatie van fysieke training, mentale discipline en pure wilskracht.
Het is ook een ode aan het absurde: een systeem dat is ontworpen om het onmogelijke mogelijk te maken, en dat er tegelijkertijd alles aan doet om je ervan te weerhouden.
Het is fascinatie en afgrijzen in één ademhaling. Letterlijk.
Ze eten geen maaltijd. Ze voeren een strijd.
Tegen tijd. Tegen pijn. En soms tegen hun eigen lichaam.
6 Wereldberoemde Competitieve Eters
Je zou verwachten dat de kampioenen in competitief eten eruitzien als bodybuilders met een koelkastvormig torso. Maar nee. De ware titanen van dit vak zijn vaak verrassend… tenger.
Je kijkt naar een man van 60 kilo en denkt: die eet misschien twee boterhammen per dag. Maar vergis je niet.
Deze mensen kunnen in tien minuten een gezinsvoorraad weghappen en daarna glimlachend naar de camera zwaaien.
Het is alsof ze een superkracht bezitten die net te ongemakkelijk is om cool te vinden.
Wie zijn deze figuren? Hier een overzicht van de legendes die hun plek in deze bizarre sport hebben veroverd.
1. Joey Chestnut
Als er één naam is die je moet onthouden, is het die van Joey “Jaws” Chestnut. Hij is de onbetwiste kampioen van Nathan’s Hot Dog Eating Contest: het Wimbledon van het vreten.
In 2021 at hij 76 hotdogs in 10 minuten. Zesentachtig, inclusief broodje. Probeer je dat voor te stellen. 76 keer kauwen, slikken, en doorgaan. Geen waterpauze. Geen genade.
Chestnut is niet zomaar een veelvraat. Hij is methodisch. Hij traint. Hij analyseert. Hij ziet competitief eten als een wetenschap, maar ook als een roeping.
Alsof hij geroepen is door een hogere kracht om de wereld te verbazen en tegelijkertijd te walgen.
2. Takeru Kobayashi
Voor Joey was er Takeru Kobayashi. De man die alles veranderde. Een Japanner van amper 60 kilo die begin jaren 2000 het Amerikaanse eetwereldje binnenstormde en daar de regels herschreef.
Hij at als een machine. Zijn techniek? Hotdogs splitsen in tweeën, broodjes in water dopen, en dan… rammen. Hij bracht precisie in een wereld die tot dan toe draaide op brute kracht.
Hij at 50 hotdogs toen het record nog op 25 stond. Mensen dachten eerst dat het een grap was. Dat hij misschien een truc had gebruikt. Maar nee: hij had gewoon beter nagedacht.
Kobayashi was de eerste die liet zien dat dit een denk-sport kon zijn. Alsof hij schaken speelde met zijn slokdarm.
Later werd hij uitgesloten van officiële wedstrijden door contractconflicten, maar zijn invloed blijft voelbaar. Hij is de Maradona van het eten: geniaal, rebels, en voor altijd legendarisch.
3. Miki Sudo
Competitief eten is geen mannenwereld, al zou je dat denken. Miki Sudo bewijst het tegendeel.
Ze won jarenlang de vrouweneditie van Nathan’s Hot Dog Eating Contest met gemak. Meestal met meer hotdogs dan de meeste mannelijke deelnemers.
In 2020 zette ze een persoonlijk record van 48,5 hotdogs in 10 minuten. Maar het blijft daar niet bij. Sudo verslond ooit 8 pond buffelvleugels in 10 minuten.
En nog indrukwekkender: ze is tegelijk charmant, scherp, en volledig in controle. Alsof ze met één hand haar tegenstanders verslaat en met de ander haar nagels lakt.
Ze brak ook een ander cliché: dat competitief eten niet samengaat met een normaal leven.
Ze is moeder, getrouwd met een andere competitieve eter (Nick Wehry), en doet ondertussen gewoon mee aan wedstrijden alsof het een zondagse hobby is.
4. Matt Stonie
Matt Stonie is het kind van twee werelden: professioneel vreten én virale internetvideo’s.
Hij ziet eruit als een skater, weegt nog geen 60 kilo, maar versloeg in 2015 Joey Chestnut in Nathan’s Hot Dog Eating Contest.
Een David tegen Goliath-moment, maar dan met broodjes.
Op YouTube laat hij zien hoe hij 10.000 calorieën naar binnen werkt zonder met z’n ogen te knipperen.
Pizza’s, burgers, milkshakes. Het maakt niet uit. Alles verdwijnt in een razend tempo terwijl hij kalm blijft glimlachen.
Alsof hij zijn lichaam niet als een beperking ziet, maar als een goed afgestelde machine.
Wat Matt uniek maakt, is dat hij het eten bijna stijlvol maakt. Alsof competitief eten ineens cool werd.
Hij trok een hele generatie nieuwe fans aan, jongeren die dachten: misschien kan ik dit ook.
(Spoiler: nee, dat kan je niet.)
5. Crazy Legs Conti
Dan heb je nog de rariteiten. Zoals Crazy Legs Conti, een man die oesters eet alsof hij een gedicht voordraagt.
Hij noemt zichzelf ‘de renaissance-man van competitief eten’.
Hij is niet per se de snelste of de beste, maar wel iemand die het hele ding benadert met een soort poëtische verwondering.
Hij maakte zelfs een documentaire over zichzelf: Zen and the Art of Competitive Eating.
Je weet dan meteen: deze man ziet vreten als iets diepers. Als een metafoor. Als een vorm van kunst. Of waanzin. Of allebei.
Hij eet voor het spektakel. Voor de filosofie. Voor het publiek. En misschien ook een beetje voor zichzelf.
6. Nick Wehry
En dan is er Nick Wehry, de gespierde helft van het competitieve eetkoppel (ja, echt). Hij ziet eruit als een bodybuilder – en dat ís hij ook. Maar hij eet als een machine.
Hij brak records met kipnuggets, burrito’s, proteïnepannenkoeken. De man combineert sport en eetwedstrijden alsof hij zichzelf aan het herscheppen is.
Samen met Miki Sudo vormt hij een soort power-duo van de eetwereld. Liefde door middel van synchronisch overeten.
Je zou het bijna romantisch vinden, als je even vergeet wat er allemaal in die magen gebeurt.
Tot slot
Deze mensen zijn geen grappenmakers of halve garen (nou ja, sommigen misschien wel).
Ze zijn atleten van een discipline die zich afspeelt op het randje van wat het lichaam aankan.
Ze trainen. Ze plannen. Ze pushen zichzelf voorbij grenzen waar de meeste mensen niet eens in de buurt durven komen.
En ja, het blijft absurd. Het blijft raar dat je beroemd kunt worden door je gezicht vol te stoppen met hotdogs. Maar ergens, diep vanbinnen, voel je ook: dit is toch wel indrukwekkend.
Niet mooi, niet gezond, maar onmiskenbaar menselijk. De honger naar prestatie. Zelfs als die prestatie bestaat uit het eten van 444 kippenvleugels in een half uur.
Ze zijn de kampioenen van het onwaarschijnlijke. De elite van het extreme. En ze laten zien hoe ver je kunt gaan… als je nergens stopt.
Is een eetwedstrijd een sport?
Een man hurkt voorover, handen op zijn knieën, kaken nog druipend van hotdogwater. Zijn ogen staan dof.
Achter hem klapt een publiek alsof hij net de honderd meter sprint won. Hij heeft zojuist 72 hotdogs gegeten in tien minuten.
Mijn vraag is simpel, maar lastig: Is dit een sport?
Wat maakt iets een sport?
Misschien moeten we eerst bepalen wat we eigenlijk bedoelen met ‘sport’. Heeft het een bal nodig? Een scorebord? Moet je ervoor zweten, of hoeft dat niet? Is het competitie? Is het training? Is het lichamelijke prestatie?
In essentie zou je kunnen zeggen: een sport is een fysieke activiteit met regels, waarin mensen tegen elkaar strijden, meestal voor een prijs of eer. Denk aan atletiek, wielrennen, gewichtheffen maar ook schaken, darts, en e-sports worden intussen als sport erkend. Dus waar trekken we dan de lijn?
Iemand die 70 hotdogs in tien minuten naar binnen schuift, heeft getraind. Heeft discipline. Heeft zelfs een dieet. Soms ook een coach. Hij of zij leert zijn lichaam manipuleren, zijn ademhaling controleren, zijn braakreflexen uitschakelen. De maag wordt opgerekt met liters water of kilo’s kool – allemaal om straks sneller te kunnen eten dan de ander.
Dus als we daarover nadenken, dan kún je moeilijk volhouden dat het géén sport is.
Maar toch schuurt het ergens. Het voelt… verkeerd.
Lopen op de grens van absurditeit
Misschien komt het door het onderwerp zelf: eten. Eten heeft in onze maatschappij een beladen plek. Het is niet neutraal, zoals een bal of een speer. Eten is overleven, troost, gewoonte, beloning. We eten om te leven, maar ook omdat we ons vervelen. We vieren met eten. We straffen onszelf met eten. En we worden ziek van te veel of te weinig ervan.
Dus als iemand voor de lol zoveel kippenvleugels wegwerkt dat een gemiddeld gezin er een maand mee vooruit zou kunnen, dan voelen we iets geks. Misschien een mengeling van fascinatie en afkeer. Het spektakel is duidelijk. maar waar kijken we naar? Naar een wedstrijd? Of naar een gecontroleerde vorm van zelfdestructie?
Toch is dat laatste ook waar bij veel andere sporten. Boksen is gecontroleerd slaan. Formule 1 is gecontroleerd gevaar. Gewichtheffen is gecontroleerde overbelasting. Elke topsport balanceert op de grens van het menselijk kunnen, en soms, eroverheen.
Waarom zou competitief eten daar niet onder vallen?
Trainen om te v*reten
Het beeld van een sporter is meestal een afgetraind lichaam, een uitgebalanceerd voedingsschema, een herstelplan. Maar competitieve eters hebben óók routines. Ze trainen hun kaken, hun slokdarm, hun ademhaling. Ze leren slikken zonder pauze. Ze experimenteren met ‘pre-stretchen’ van hun maag. Sommige deelnemers drinken tot tien liter water in korte tijd om hun interne volume op te rekken. En nee, dat is niet gezond. Net zoals een marathon ook niet per se gezond is.
Er zijn eters die na een wedstrijd een dag of twee niet eten. Sommigen volgen zelfs een strikt voedingspatroon rondom wedstrijden. Je moet namelijk in topvorm zijn. Niet in spiermassa, maar in maagcapaciteit, mentale controle en tolerantie voor pijn.
Dat lijkt verdacht veel op… sport.
Waarom voelt het dan niet zo?
Misschien omdat het einddoel geen prestatie ís, maar overdaad.
Bij een hardloopwedstrijd gaat het erom hoe snel je bent. Bij een gewichthefwedstrijd: hoe sterk. Bij competitief eten? Hoeveel je kunt binnenkrijgen voor je lichaam protesteert. Het eindresultaat is geen atletische gratie, maar een opgeblazen buik, trillende handen en soms: braken. Het is een soort fysieke overwinning zonder de esthetiek ervan.
En ja, misschien vinden we het gewoon onsmakelijk. Alsof je naar een freakshow kijkt. In een tijd waarin voedselverspilling, obesitas en honger met elkaar botsen, lijkt het schaamteloos. Hoe kun je juichen terwijl iemand zich letterlijk volpropt tot aan de rand van wat medisch toelaatbaar is?
Maar ook dat zegt meer over onze maatschappij dan over de sport zelf.
De paradox van overvloed
In veel landen – vooral de VS, maar ook bij ons – is eten méér dan voeding. Het is cultuur. Het is identiteit. Het is business. En competitief eten past perfect in die cultuur van meer, groter, extremer. Je hebt geen wereldrecord voor “wie het gezondst eet” – wel voor “meeste burgers in vijf minuten”.
We leven in een wereld waarin voedsel overvloedig aanwezig is, maar waarin we tegelijkertijd worstelen met ons lichaam, met gezondheid, met gewicht. In die context krijgt een eetwedstrijd iets dubbels: een overwinning op jezelf, maar ook een diep ironische metafoor voor een wereld die zichzelf volpropt met alles, en zich daarna afvraagt waarom het zo moe is.
Wat doet het met het lichaam?
Even de sportieve kant bekeken. Wat gebeurt er in een lichaam tijdens zo’n wedstrijd?
De maag van een gemiddelde mens rekt uit tot ongeveer één liter. Maar door training kunnen competitieve eters hun maag vergroten tot drie, soms zelfs vijf liter. Tijdens wedstrijden kunnen ze vijf tot acht kilo voedsel binnenkrijgen in een paar minuten. De slokdarm moet ontspannen blijven. De ademhaling wordt getraind zodat men door de neus blijft ademen terwijl men doorslikt. En het zenuwstelsel wordt getraind om misselijkheid te onderdrukken.
Klinkt dat als sport? Ja.
Maar de schade is er ook. Er zijn eeters gestorven door maagperforatie, gescheurde bloedvaten, of verstikking. Chronische problemen zoals verlamming van de maag, zuurbranden, misselijkheid, en zelfs het gedeeltelijk verwijderen van de maag zijn geen uitzondering.
En toch keren ze terug, jaar na jaar. Net als marathonlopers die weten dat ze hun knieën kapot maken. Of boksers met hersenschade. Sport is niet per definitie gezond. Het is vaak juist een vorm van georganiseerde uitputting.
Het spektakel als doel
In het tijdperk van YouTube en livestreams is het spektakel zelf een sport geworden. Je hoeft geen Olympisch goud te winnen. Als je viraal gaat met 100 nuggets in 4 minuten, dan win je op een ander niveau. Aandacht is de nieuwe medaille.
En dat is precies waarom eetwedstrijden bestaan. Omdat wij willen kijken. Omdat er views zijn. Sponsoren. Winsten. Je kunt een carrière bouwen op wat je doorslikt. Het klinkt absurd en dat ís het ook. Maar is dat niet ook het geval bij darts, poker, of schaken?
Alles waar competitie, training en toewijding samenkomen, lijkt uiteindelijk toch sport te worden. Zelfs al moet je daarna braken.
Dus: is het sport?
Ja. En nee.
Het is een sport in de zin dat het fysieke training vergt, een wedstrijd is, regels heeft en concentratie eist. Maar het is ook een show. Een performance. Een spiegel voor onze cultuur van overdaad. Het is sport én satire tegelijk.
Wat het zeker niet is, is vrijblijvend. De eters nemen het bloedserieus. Ze trainen. Ze falen. Ze winnen. Ze verliezen. Net als elke atleet. Alleen ruikt het hier meer naar mosterd en maagzuur dan naar zweet en magnesium.
Tot slot
Is een eetwedstrijd een sport?
Misschien is het een sport in z’n rauwste, puurste vorm: het lichaam tot het uiterste duwen, zonder dat het per se gezond, logisch of mooi is.
En misschien is dat waarom het ons zo fascineert. Omdat het laat zien waartoe we in staat zijn, zelfs als dat tegen beter weten in is.
Ze winnen de wedstrijd. Maar wat ze verliezen… dat is een ander verhaal.
Joey Chestnut en het krankzinnige rijk der eetrecords
Sommige mensen bouwen een carrière op met kennis, anderen met spierballen. Joey Chestnut? Die bouwde een imperium met zijn maag.
En niet zomaar een maag. Een uitgerekt, stalen vat dat in staat is om op bevel tientallen hotdogs weg te tikken alsof het niks is.
Hoeveel eetrecords heeft Joey Chestnut?
Het korte antwoord: meer dan 50 officiële wereldrecords. Maar dat zegt lang niet alles.
Joey is niet zomaar een competitieve eter, hij is hét gezicht van de sport. En ja, ik noem het een sport, want wat deze man doet vereist discipline, voorbereiding en een schijnbaar bovenmenselijk incasseringsvermogen.
Zijn records? Bizar. Burrito’s, taco’s, hamburgers, kipnuggets, Twinkies, asperges (ja, echt waar), poutine, en natuurlijk – de klassieker onder de klassiekers – de hotdog.
Als er iets eetbaars is, dan is de kans groot dat Joey er al een krankzinnige hoeveelheid van naar binnen heeft gewerkt… én daar een record aan heeft overgehouden.
Wat is het wereldrecord voor het eten van hotdogs?
We kunnen er niet omheen: 76 hotdogs in 10 minuten. Dat is het wereldrecord, en natuurlijk… het staat op naam van Joey Chestnut.
Laat dat even op je inwerken. Zes-en-zeventig. Inclusief broodjes. Binnen tien minuten.
Voor wie probeert mee te rekenen: dat is een gemiddelde van 7,6 hotdogs per minuut, oftewel één hotdog elke 7,89 seconden. In die tijd heb ik nog niet eens mijn ketchupfles open.
Het record werd gevestigd tijdens de jaarlijkse Nathan’s Famous Hot Dog Eating Contest op 4 juli, de heilige graal van de eetwedstrijden.
Sinds 2007 heeft Joey het event vrijwel elk jaar gewonnen, met één kleine hapering in 2015 toen hij even werd ingehaald. Maar hij kwam terug. Met honger.
Hoeveel tijd heeft Joey Chestnut om te eten?
Als we het hebben over het hotdogrecord, dan krijgt Joey 10 minuten. Tien minuten waarin álles telt.
Elke seconde is een kans om een hap te nemen, een worst naar binnen te schuiven, een broodje in water te dopen en zonder te kauwen door te slikken.
Want ja, water is essentieel in deze wereld. Hij doopt de broodjes erin zodat ze zacht worden en makkelijker door te slikken. Alles om tijd te winnen.
Maar die tien minuten zijn geen pretje. Joey omschrijft het als een mentale oorlog. Je lijf schreeuwt “stop!”, maar je geest zegt “door!”.
Het is een wedstrijd tegen de klok, tegen de verzadiging, tegen je eigen braakreflex. En toch blijft hij gaan. Alsof hij een soort zen bereikt te midden van de chaos.
Ik bedoel… hij komt ná zijn overwinning nog redelijk coherent uit z’n woorden. Terwijl ik al een dip krijg na een iets te grote brunch.
Waarom kijken we hiernaar?
Wat me het meest fascineert is hoe we als maatschappij naar dit soort prestaties kijken.
Aan de ene kant vinden we het absurd. Misselijkmakend zelfs. Een verspilling van voedsel in een wereld waar honger nog steeds bestaat.
En toch… kunnen we onze ogen er niet van afhouden.
Elk jaar kijken miljoenen mensen hoe Chestnut hotdogs wegtikt alsof hij een lopende band is. We juichen. We tellen mee. We worden er even onderdeel van.
En dat is het misschien ook wel: Joey Chestnut raakt aan iets oers. Een soort bewondering voor extremen.
Voor mensen die zich tot het absolute uiterste duwen, al is het op een bizarre manier.
Joey Chestnut is geen sportheld in de klassieke zin, maar hij is wél een kampioen. Een kampioen in een wereld waar de regels anders zijn, maar de discipline net zo groot.
En zolang er hotdogs zijn, en mensen die willen zien wat de menselijke maag aankan… zal Joey daar zijn. Met een vork, een bekertje water, en een maag van staal.
Take home message
Competitief eten is geen bijzaak meer. Het is een cultuur, een wereld op zich, vol records, rituelen en risico’s.
Het is rennen met je maag, topsport in een rommelig jasje, en een spiegel van de tijd waarin we leven.
Een tijd waarin je applaus krijgt voor het overschrijden van je grenzen, zelfs als dat betekent dat je er bijna letterlijk bij neervalt.
We kunnen erom lachen, ons erover verbazen, of het scherp bekritiseren. Maar één ding is zeker: het laat niemand koud.
Raakte dit onderwerp iets bij je: verbazing, afkeer of gewoon pure fascinatie? Op mijn YouTube-kanaal duik ik vaker in dit soort extreme en ongemakkelijke werelden.
Waardeer je mijn werk en wil je dat het blijft bestaan? Dan kun je me hier steunen.
Over Diederik
Bronnen
Levine, M. S., Spencer, G., Alavi, A., & Metz, D. C. (2007). Competitive speed eating: truth and consequences. American Journal of Roentgenology, 189(3), 681-686.