Fosfaat (fosfor) is een elektrische geladen mineraal dat zich voor 85% in de botten en tanden bevindt. 

Fosfaat wordt door de darmen en nieren opgenomen. Als het gaat om de botgezondheid is fosfaat net zo belangrijk als calcium. 

Normaal gesproken filteren en verwijderen de nieren overtollig fosfaat uit je bloed. Wanneer het fosfaatgehalte in je bloed te hoog of te laag is, kan dit een teken zijn van bijvoorbeeld een nierziekte of een bijschildklieraandoening.

Een te laag of te hoog fosfaat betekent niet direct dat je iets mankeert, het kan ook simpelweg aan je voeding liggen.

Wellicht heb je ergens over het belang van fosfaat gelezen en zit je nu met een aantal vragen. In dit blog staat alles wat je moet weten over een fosfaat.

Fosfaat tekort

De normaalwaarde voor fosfaat ligt tussen de 2,5 en 4,5 milligram per deciliter. Een fosfaattekort, ook wel hypofosfatemie genoemd, komt niet vaak voor.

De meest voorkomende oorzaken van een fosfaattekort zijn: 

  1. slechte eetgewoonten of eetstoornissen 
  2. diabetes
  3. erfelijke aandoeningen
  4. alcoholisme

De meest voorkomende symptomen van fosfortekort zijn 

  1. gebrek aan eetlust
  2. angst
  3. broze botten en botpijn
  4. stijve gewrichten
  5. vermoeidheid
  6. onregelmatige ademhaling
  7. prikkelbaarheid
  8. gevoelloosheid
  9. zwakte 
  10. gewichtsverandering

Bij kinderen kan fosfaat tekort resulteren in een verminderde groei, skelet misvormingen, pijn in de ruggengraat en een slechte ontwikkeling van de tanden. 

Lees meer over een fosfaattekort.

Fosfaat te hoog (hyperfosfatemie) 

Een te hoge fosfaatspiegel kan het volgende betekenen:

  1. een nierziekte
  2. hypoparathyreoïdie: een aandoening waarbij de bijschildklier onvoldoende bijschildklierhormoon (parathyroïdhormoon) aanmaakt
  3. te veel fosfaat in je voeding
  4. te veel vitamine D
  5. diabetische ketoacidose: complicatie van diabetes

De meeste mensen met een hoog fosfaatgehalte ervaren geen symptomen. Een hoge fosfaatspiegel door chronische nierziekte kan het calciumgehalte soms laten dalen.

Symptomen van een laag calciumgehalte zijn:

  1. spierkrampen of spasmen
  2. gevoelloosheid en tintelingen rond de mond
  3. zwakke botten
  4. bot- en gewrichtspijn
  5. huiduitslag
  6. jeukende huid

Fosfaat in het bloed

Wanneer het fosfaatgehalte in je bloed te hoog of te laag is, kan dit een teken zijn van een nierziekte of een andere aandoening waaronder een te traag of te hard werkende bijschildklier. 

Omdat mensen vaak geen symptomen hebben wordt er soms op basis van je voorgeschiedenis en je calcium test de fosfaat bloedtest aangevraagd.

Tijdens een fosfaat bloedtest wordt er met een kleine naald bloed afgenomen uit een ader in je arm. 

Er wordt vervolgens een kleine hoeveelheid bloed opgevangen in een reageerbuisje of flesje. 

Je kan een klein prikje voelen wanneer de naald erin of eruit gaat. Dit duurt in de meeste gevallen minder dan vijf minuten.

Sommige supplementen en geneesmiddelen beïnvloeden het fosfaatgehalte, informeer daarom je arts welke geneesmiddelen je op recept of zonder recept gebruikt. 

Fosfaat en de nieren

Normaal werkende nieren kunnen overtollig fosfaat uit je bloed verwijderen, maar wanneer je een chronische nierziekte hebt kunnen je nieren fosfor niet goed verwijderen. 

Een hoog fosfaatgehalte kan schade veroorzaken. Teveel fosfaat veroorzaakt veranderingen in het lichaam waardoor calcium vanuit de botten wordt onttrokken waardoor ze zwak worden. 

Hoge fosfor- en calcium waarden kunnen daarnaast leiden tot gevaarlijke calciumafzettingen in de bloedvaten, longen, hart en ogen. 

Deze afzettingen kunnen in de loop van tijd het risico verhogen op een hartaanval en beroerten. Normale waarden van fosfaat en calcium zijn dus zeer belangrijk.

Dialyse

Nierdialyse kan wat fosfor uit je bloed verwijderen. Zorg ervoor dat je de opbouw van fosfaat tussen de dialysebehandelingen beperkt. 

Medicatie

De nefroloog kan een fosfaatbinder voorschrijven die je bij maaltijden en tussendoortjes moet innemen. 

De fosfaatbinder helpt de hoeveelheid fosfor die je lichaam opneemt uit het voedsel onder controle te houden.

Er zijn veel verschillende soorten fosfaatbinders zoals pillen, kauwtabletten, vloeistoffen en poeders. 

Sommige fosfaatbinders bevatten ook calcium. Neem alleen de fosfaatbinder die door je arts of diëtist is voorgeschreven.

Fosfaat in het bloed verhogen 

Je hebt geen supplementen nodig om je fosfaatniveaus te verhogen, omdat voedingsmiddelen waaronder zuivel al voldoende fosfaat bevat. 

Fosfaatrijke voedingsmiddelen zijn:

  1. Dranken: melk, ijsthee in blik, bier, cola, cacao of chocolade melk
  2. Zuivel: yoghurt, kaas, roomsoepen, vloeibare niet-zuivel creamers, custard en pudding, roomijs
  3. Eiwit: eieren, noten en peulvruchten, zalm, oesters, sardines, viskuit, runderlever, kippenlever, ander orgaanvlees
  4. Overige: de meeste bewerkte voedingsmiddelen, pizza, muffins met haverzemelen, biergist, volkoren, harde aardappelen, gedroogde vruchten, teentjes knoflook, chocoladesnoepjes, karamelsnoepjes

Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fosfaat

De aanbevolen dagelijkse hoeveelheden zijn als volgt:

  • 0 tot 12 maanden: 275 mg
  • 1 tot 3 jaar: 460 mg
  • 4 jaar en ouder: 1.250 mg
  • Zwangere of borstvoedende vrouwen: 1.250 mg

Supplementen mogen alleen worden ingenomen onder medisch toezicht omdat te veel gevolgen kan hebben voor de gezondheid. De hoeveelheid wordt bepaald door je arts.

Zorg er daarnaast voor dat je voldoende vitamine D binnenkrijgt, net als calcium heb je vitamine D nodig om fosfaat goed te kunnen opnemen.

Gebruik van een fosfaat klysma 

Een fosfaatklysma kan worden gebruikt om verstopping (constipatie) te verlichten. Probeer waar mogelijk mildere producten te gebruiken zoals ontlasting verzachters en bulkvormende laxeermiddelen. 

Natriumfosfaat is een zout laxeermiddel dat de vochthuishouding in de dunne darm verhoogt. Na 1 tot 5 minuten stimuleert het normaal gesproken je stoelgang. 

Gebruik geen fosfaatklysma bij kinderen jonger dan 2 jaar.

Een fosfaatklysma is uitsluitend voor rectaal gebruik. Volg alle aanwijzingen op de verpakking zodat het toedienen van het fosfaatklysma op een juiste manier verloopt. 

Aangezien je stoelgang erg waterig kan zijn, moet je veel vloeistoffen drinken zodat je niet uitgedroogd raakt.

Take home message

Normaal gesproken verwijderen de nieren overtollig fosfaat uit je bloed. Wanneer het fosfaatgehalte in je bloed te hoog of te laag is, kan dit een teken zijn van een nierziekte of bijschildklieraandoening.

Een te laag of te hoog fosfaat betekent echter niet direct dat je iets mankeert, het kan ook aan je voeding liggen. 

Omdat mensen vaak geen symptomen vertonen, wordt er op basis van je voorgeschiedenis en je calciumwaarde de fosfaat bloedtest aangevraagd.

Je hebt geen supplementen nodig om je fosfaat niveaus te verhogen, omdat heel veel voedingsmiddelen rijk zijn aan fosfaat.

Over Diederik

Diederik heeft een medisch-wetenschappelijke achtergrond.

Bronnen

Gaasbeek, A., & Meinders, A. E. (2005). Hypophosphatemia: an update on its etiology and treatment. The American journal of medicine, 118(10), 1094-1101.

Knochel, J. P. (1977). The pathophysiology and clinical characteristics of severe hypophosphatemia. Archives of internal medicine, 137(2), 203-220.

Takeda, E., Yamamoto, H., Yamanaka-Okumura, H., & Taketani, Y. (2012). Dietary phosphorus in bone health and quality of life. Nutrition reviews, 70(6), 311-321.

Calvo, M. S., Moshfegh, A. J., & Tucker, K. L. (2014). Assessing the health impact of phosphorus in the food supply: issues and considerations. Advances in Nutrition, 5(1), 104-113.

Calvo, M. S., & Uribarri, J. (2013). Public health impact of dietary phosphorus excess on bone and cardiovascular health in the general population. The American journal of clinical nutrition, 98(1), 6-15.

Kebler, R., McDonald, F. D., & Cadnapaphornchai, P. (1985). Dynamic changes in serum phosphorus levels in diabetic ketoacidosis. The American journal of medicine, 79(5), 571-576.

Cumming, A. D., Farquhar, J. R., & Bouchier, I. A. (1987). Refeeding hypophosphataemia in anorexia nervosa and alcoholism. British medical journal (Clinical research ed.), 295(6596), 490.

Hruska, K. A., Mathew, S., Lund, R., Qiu, P., & Pratt, R. (2008). Hyperphosphatemia of chronic kidney disease. Kidney international, 74(2), 148-157.

Sinha, A., & Prasad, N. (2014). Dietary management of hyperphosphatemia in chronic kidney disease. Clinical Queries: Nephrology, 3(1), 38-45.

Anderson, J. J., & Garner, S. C. (Eds.). (1995). Calcium and phosphorus in health and disease (Vol. 10). CRC Press.

Bowers, B. (2006). Evaluating the evidence for administering phosphate enemas. British journal of nursing, 15(7), 378-381.

Biggs, W. S., & Dery, W. H. (2006). Evaluation and treatment of constipation in infants and children. American Family Physician, 73(3), 469-477.

Barber, P. J., Rawlings, J. M., Markweu, P. J., & Elliott, J. (1999). Effect of dietary phosphate restriction on renal secondary hyperparathyroidism in the cat. Journal of Small Animal Practice, 40(2), 62-70.

Ritz, E., Hahn, K., Ketteler, M., Kuhlmann, M. K., & Mann, J. (2012). Phosphate additives in food—a health risk. Deutsches Ärzteblatt International, 109(4), 49.